Tweede Wereldoorlog
De Biesbosch was een geschikte plek om personen en goederen te verbergen. Het verschil tussen eb en vloed was bijna twee meter, dus men moest goed de weg kennen. Het waren dan ook alleen lokale verzetsmensen die zich daarheen begaven. In 1900 werd door de Biesbosch een dijk aangelegd, om de drukste vaarroute niet te blokkeren werd een doorgang bij het Brugje van St Jan opengelaten. Er kwamen keerdeuren die in geval van nood gesloten konden worden. Vanaf het Brugje kon je over die dijk naar de noordkant van de Biesbosch lopen (ruim 8 km) of naar de zuidkant, waar je met een veerboot de Amer kon oversteken. Het Brugje was de enige plek waar voetgangers konden oversteken. Eind 1944 werd Nederland ten zuiden van de Amer bevrijd. Veel deserterende Duitsers probeerden de Biesbosch over te steken naar bevrijd Nederland.
In 1944 werden 75 Duitse militairen en een vrouw door het verzet opgepakt in Nationaal Park De Biesbosch. Dit gebeurde meestal bij het Brugje van St Jan en vervolgens werden ze in twee rietaken gevangen gehouden. Eén van de problemen was om aan voldoende voedsel te komen. Na enkele weken werden de gevangenen overgedragen aan het Poolse leger in Noord-Brabant. Het verzet maakte ook geregeld nachtelijke oversteken, het zogenoemde crossen, om mensen en berichten vanuit bezet gebied over te brengen en voedsel en medicijnen mee terug te nemen.
Tijdens de oorlog zijn 16 neergeschoten vliegtuigen in de Biesbosch terechtgekomen. In Werkendam zijn 30 oorlogsgraven.
Watersnood 1953
Na de watersnoodramp van 1953 werden in het kader van het Deltaplan de grootste zeearmen afgesloten. In 1960 de Volkerak en in 1970 het Haringvliet. Het getij ging terug van gemiddeld 2 meter naar gemiddeld 20 centimeter. De Sliedrechtse Biesbosch hield een getijdenverschil van circa 70 centimeter door de open verbinding met de rivier de Oude Maas en via de Noord met de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg. Het gebied veranderde in een moerasgebied waar het hoogteverschil tussen de platen en de geulen geleidelijk minder werden. De biezenvelden, rietgorzen en wilgengrienden verdwenen. Op enkele plaatsen is nog het traditionele hakhoutbeheer.
Spaarbekkens
Voor de bereiding van drinkwater zijn er drie spaarbekkens: De Gijster (312 hectare), Honderd en Dertig (213 hectare) en Petrusplaat (106 hectare). Door een buis met een diameter van twee meter wordt water aangevoerd naar De Gijster, waar het bezinkt. Daarna gaat het water naar de Honderd en Dertig, waar zuurstof wordt toegevoegd, en tenslotte gaat het water naar de Petrusplaat. Om te controleren of het aangevoerde water van goede kwaliteit is worden vissen gebruikt. Als die gezond zijn zwemmen ze tegen de waterstroom in. Als ze minder gezond zijn, doen zij dat niet en komen zij tegen een rooster aan, waarin sensoren zijn die alarm slaan. Voordat men het water in Rotterdam gebruikt, wordt het experiment herhaald met forellen die nog gevoeliger zijn.
Drinkwater wordt vanuit de Biesbosch geleverd aan Rotterdam, delen van Noord-Brabant en delen van Zeeland. In het verleden had Rijkswaterstaat plannen nog een vierde spaarbekken in gebruik te nemen, maar die hebben ze doorverkocht aan Staatbosbeheer. Het gebied wordt aan de natuur teruggegeven. Aan deze plas ligt boerderij De Lepelaar, waar de film Zwartboek gedeeltelijk werd opgenomen.
Natuur
De Biesbosch is een prima plek voor veel vogels. Er zijn vogelkijkhutten in de polder Maltha, de Beneden Spieringpolder en in de Sliedrechtse Biesbosch aan de rand van de Mariapolder. In de Biesbosch woont sinds enkele jaren een koppel zeearenden. In 2011 werd voor het eerst een jonge zeearend gesignaleerd. In tegenstelling tot de visarend, die alleen vis eet, is de zeearend een alleseter. Als de zeearend ergens in de lucht ‘hangt’ en op zoek is naar een prooi, ontstaat er grote onrust bij de vogels op het land of op het water.
Bevers en otters
In totaal werden er 42 bevers in de Biesbosch uitgezet, in 1988 door Ir G Braks (Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij), in 1989 door prins Bernhard en in 1999 door Drs J Borgman (voorzitter van het Overlegorgaan Nationaal Park De Biesbosch). De dieren kwamen uit de voormalige DDR en werden voorzien van een zendertje. Zij werden vijf jaar lang gevolgd. Hun aantal neemt toe. ’s Zomers worden beverzwerftochten georganiseerd, waarbij rond het invallen van de schemer in rietaken wordt rondgevaren. Opvallend was dat zij per nacht zich soms wel twintig kilometer verplaatsen. Men verwacht dat er binnenkort weer otters komen.
Schotse Hooglanders
Aan de zuidkant van de Biesbosch woont Jan Saarloos op De Biesboschhoeve op eiland de Vischplaat. Jan Saarloos werd hier in 1961 geboren en nam de boerderij van zijn vader over. Hij trouwde met Ellie, het meisje van de overkant. Jan en Ellie Saarloos zijn melkveehouders en eigenaars van ongeveer 160 Schotse Hooglanders. De kudde begraast de polders Lange Plaat, Turfzakken, Lepelaar, Plomp, de Allards-polder en de Kwestieus-polder, de laatste polder in de Biesbosch die met de hand werd drooggelegd. Als de ossen drie jaar zijn worden ze geslacht.
Bezoekerscentra
Er zijn drie bezoekerscentra in de Biesbosch; in Dordrecht, in Drimmelen en in Werkendam; twee in de Brabantse en één in de Hollandse Biesbosch.